De FNV heeft de werkgevers laten weten dat hij het laatste cao-bod van de werkgevers afwijst (zie elders op onze site). Uit de brief met die afwijzing blijkt dat er naast de cao nog een tweede conflict is rond de pensioenen. Een ingewikkeld onderwerp waarvan we hier een paar hoofdlijnen zullen schetsen. Het vertrekpunt is dat het pensioenfonds (POB) heeft vastgesteld dat de pensioenpremie op dit moment te laag is om de pensioenrechten die daaruit voortvloeien te te kunnen betalen. Of te wel, met ieder jaar pensioenpremie die iemand betaalt krijgt hij het recht op een stukje pensioen maar de premie die nu betaald wordt is eigenlijk te laag om dat stukje pensioen ter zijner tijd uit te kunnen betalen. Met een vakterm: de premiedekkingsgraad (dat is iets anders dan de dekkingsgraad die vaak in de publiciteit is) is nu onvoldoende. Dat gaat dan over het recht op een toekomstig pensioen, niet om de rechten die mensen op dit moment al hebben of het pensioen dat nu wordt uitbetaald.  De meest voor de hand liggende oplossing is dan de pensioenpremie verhogen. Dat zou dan echter een forse verhoging zijn, n.l. van 20% naar 24% en dat lijkt op dit moment niet haalbaar omdat dan een deel van de toch al niet riante loonsverhoging direct weer zou worden ingehouden en daarnaast ook de werkgeverslasten verder zouden stijgen. De FNV heeft voorgesteld op dit moment géén drastische maatregel te nemen in afwachting van algemene ontwikkelingen en de uitwerking van het landelijk met werkgevers en overheid gesloten pensioenakkoord. Dat is ook het beleid van de meeste andere pensioenfondsen en sluit aan bij de tijdelijke maatregel van minister Koolmees om dreigende kortingen voor 2020 af te wenden.

Het POB vindt dit te riskant en stelt een compromis voor: een beperkte premieverhoging (2 i.p.v. 4%) om de risico’s te verkleinen en verder wel af wachten. De vakbonden zijn bereid om dit te accepteren (waarbij werkgevers en werknemers dan ieder de helft van die premieverhoging zouden betalen). De werkgevers wijzen dit echter af en willen nu direct radicaal ingrijpen, niet door de premie te verhogen maar door het pensioenopbouwpercentage stevig te verlagen. Dat zou dan van 1,738% naar 1,397% moeten gaan. In gewoon Nederlands: voor hetzelfde geld zou je straks aanzienlijk minder pensioen krijgen. Anders gezegd, iemand die nu in de bibliotheek komt werken zou ca. 10 jaar langer moeten werken om tot het zelfde pensioen te komen…. Dat wordt wel heel lang en drastisch.

Tweede belangrijk gevolg van zo’n maatregel is dat de lasten nu wel heel ongelijk verdeeld dreigen te worden. Iemand die al met pensioen is merkt hier niets van, iemand die enkele jaren voor zijn pensioen staat een beetje (1 à 2% lager pensioen) en iemand die net begint met werken krijgt een verlaging van haar pensioen met ca. 20% voor haar kiezen of moet 10 jaar langer werken. Dit is in elk geval in strijd met het breed gedragen en ook door de vakbeweging ingenomen standpunt dat de lasten eerlijk verdeeld moeten worden. Hier is dus het laatste woord nog lang niet over gezegd.

Downloads

Geef een reactie